Trajecten van de reis

Verklaring tegen opperstuurman Cornelis van Kerkhove

Verklaringe tegens den opperstuurman Cornelis van Kerkhove, bescheijden op het Commercie Compagnies fregatschip Haast U Langsaam.

Wij ondergeschreve verklaren ter requsitie van onsen capteijn Jan Menkenveldt.

Artikel 1

Ultimo december 1764 gebeurde dat den voornoemde stuurman sijn soon verjaarde, versogt aan de capteijn om een glas wijn te drinke ter verjaaring van sijn soon, ’twelk de capteijn hem heeft toegestaan, ’tselve gebeurde agter op de cajuijt des avonts in de platvoet, de capteijn en de oppermeester na de cooij gegaan sijnde, heeft voornoemde stuurman sigselve dronken gedronken en dronkig agterop geloopen met een houwer in d’handt, vloekende en tierende, dreijgende de oppermeester indien hij maar boven derfde komen hij hem doorsteken soude en in stukken houwen, kappende met d’houwer in het radt van het roer dat er een stuk uijt viel, ja selfs willende omlaag loopen om de meester te vermoorde.

Artikel 2

Den 1 januarij 1765 des avondts nadat de wagt opgeset was heeft het volk sig verstout tegen de capteijn sijn orders te singe en aan te gaan, daarop des anderedaags ’s morgens weijgerde sij de spoelboom te sette, ging voornoemd stuurman bij haar en seijde: “jongens, set de spoelboom, maar wilt gij het voor de capteijn niet doen doe ’t dan voor mijn,” en heeft ’t volk soo opgestookt tegen de capteijn en de andere stuurliede, ja selfs dat sij de meester maar overboort soude smijten.

Artikel 3

Den 18 januarij 1765, leggende aan Cabo Lahoe, kreeg de capteijn hooge woorde met voornoemde stuurman over de negrinne, des avonts aan tafel sittende, de capteijn, seggende dat hij wel wist dat er vrouwjes of hoeren in het schip waaren, waarop voornoemde tegen de capteijn zeijde: “dat moet gij niet sien of weten,” waarop de capteijn antwoorde: “dat sie ik wel en hebt het allang gesien, dat is maar quadejongenspraat van u,” waarop de capteijn hem een stoot gaf en tegen hem seijde: “Kerkhoven swijgt,” onder dese stoot queste hij sijn hooft tegen twee sleutels die tege de hut aan stuurboortsijde aan hing, waarop voornoemde stuurman met vloeken en dreijgementen tegen d’capteijn seijde: “dat sal ik u betaalt setten, dat hebt gij niet voor niet gedaan,” eijschende d’capteijn uijt voor houwers en gelaade pistolen, stookende de derdewaak en meer andere op om een verklaringe te maken.

Artikel 4

N.B. twee à drie weken voor dese tijdt is voornoemde stuurman bij de capteijn gekomen en heeft versogt om voor ieder matroos een vrouwtje of hoer, ’twelk de capteijn revieseerde, waar de stuurman seijde dat het tot bestwil voor de slaaven was en dat hij het bij andere capteijns altijt gesien hadt, waarop de capteijn antwoorde dat hij het nooijt niet gewent was en ook nog niet soudt permiteere.

Artikel 5

Heeft sig voornoemde stuurman schuldig gemaakt aan Godts naam verscheijde maalen te misbruijken, spottende met Godt en Sijn seegen, gelijk menigmaal gebleken is wanneer wij aan tafel saaten om te eten, dat hij voornoemd stuurman menigmaal niet en dulden dat er gebeden wiert en wanneer wij nog al aan Godt Almagtig om een segen soude bidden over de middelen tot lighaamsonderhoudt ons van Godt geschonken, daartoe geëimploieert was den capteijn sijn soon, welk somtijts wat stamerig in sijn bidden was en het gebedt wat lang deurde, stondt hij met een opgeheven gemoedt op en barste dese godtslasterijke woorden uijt: “wat donder en blieksem is dat bidden, soo lang voor dat verdoemde vreeten.” Onbetamelijk voor een christen.

Artikel 6

Den 4 april, leggende ter rheede d’Elmina, de capteijn aan landt wesende om sijn vreijen slaavenhandel te drijve en sijn heer en meesters profijt te soeken, heeft voornoemde stuurman de vrijmoedigheijt gehadt om van boort af te gaan na een ander schip, ’twelk een Portugies was die aldaar lag, latende d’derdewaak alleen aan boort, wandt de onderstuurman met de sloep na Cabo Lahoe toe was, van boort af gaande nam hij een negrin mede welk hij voor sijn hoer hielt, latende een schip met 239 slaaven onder commando van een derdewaak leggen en daar reedts de lugt met een hevige travaat beset was, gelijk wij die avondt nog ondervonden dat hij bijna niet kon aan boort komen, ook wanneer hij op de cust des nagts d’eerste wagt moeste waarnemen ging altijt na sijn cooij, liet een matroos de wagt waarnemen genaamt Davidt Goedendorp, gewesene kok.

Artikel 7

Den 1 meij 1765, leggende aan Cormenteijn, heeft voornoemde stuurman sigselve ’s nagts dronken gedronken en vol beschonken sijnde met het naakte lighaam langts dek geloopen met een houwer in d’handt, dreijgend een Frans schip dat aldaar lag in de grondt te schieten, hebbende een donderbos, dewelke agter op de boog van de tent stondt tot devotie tegen oproer van slaaven, daar Godt ons nog voor behoedt heeft, deselve donderbos genomen en op voornoemde Frans schip aangelegt, willende de haan agteroverhalen, wiert agterovergetrokken maar wederom opstaande is hij na de geweerkist toe gegaan, willende eenig geweer hebbe, hetwelk hem belet wiert, loopend over de tent heen en weder, doende niet anders als vloeken en tieren, kappende met d’houwer in het radt, daarna loopende na benede onder de tent, willende met kragt en gewelt een kanonstuk laden om voornoemde Fransman in de grondt te schieten.

Op dese teijdt lag onse oppermeester Petrus Couperus siek en heeft ook siek gelegen tot wij al op den deursteek waren, alwaar voornoemde stuurman sijn onchristelijke en barbarische verwoedtheijt aan heeft getoont, gebiedende de jongens niets aan hem te geve of behulpsaam te sijn, ja selfs tegen de ondermeester Abraham Heron gesegt: “geeft u maat nu maar wat in dat hij schierlijk wes, gij hebt nu goede gelegentheijt, daar sal niets van komen, de swarigheijt die erbij is neem ik op mijn.”

Artikel 8

Den 12 julij 1765, leggende in Rio de Gabon, onse capteijn aan boort wesende van het schip d’Europa van Vlissinge, commandeur capteijn J. Dankers, om brieven te brenge voor d’Ed’leagtbare heeren dierecteuren en ook om afrekening te doen wegens elf slaaven van denselven gekogt, heeft voornoemde stuurman sig dronken en de slaaven laten baljaare tot des avondts 7 à 8 uuren, loopende vol en dronken langs ’t dek heen en weder met een boer met singels in de handt, slaande na al wat hem maar tegemoetquam, sijnde wij in de uijterste benauwtheijt, siende de slaaven in een goede gelegentheijt om het schip tot een bloedtbadt en moordtkuijl te stellen.

Om 9 uuren quam d’capteijn aan boort, welke hij aan de valreep ontfing, de capteijn agterop gaande om nog een pijp toebacq te rooke, ging voornoemde stuurman ook agterop en seijde tege de capteijn: “vaderlief, oude man, hebt gij wel een offecier meer op dek gesien als mijn,” makende de capteijn wijs dat sij al na de cooij waaren, ’twelk waar was want hij hadt er deselve natoe gejooge door sijn baldadig vloeken en tieren, dog de capteijn, niet uijt sijn reden en konnende komen want hij nog dronken was, noemende d’capteijn niet als ‘vaderlief, u sal ik d’handt bove en de andere soeke u te verraden,’ maar de capteijn sprak niets tegen hem als dat hij maar na sijn cooij soudt gaan, dat alle dinge sig wel soude schikken, de capteijn nog niet wetende dat hij dronkig was.

Artikel 9

Volgens bijgaande verklaringe van de bootsman en eenige matroosen heeft hij onordentelijk comando en buijtenspoorige dingen gedaan, waarvan 1 artikel hierbij is ingeslooten, artikel 7, en hier nog een vermelt wort dat voornoemde stuurman binnen Rio de Gabon met de boodt om victualie heeft geweest en heeft de matroosen medegehadt genaamt Michiel van Repelen en Willem van Heusden en Willem Karel, soo heeft hij den matroos Willem van Heusden aan landt in pandt gegeven aan d’negers voor een koningsdogter, welk hij in de boodt nam om sijn geijle lusten mede te boete.

Kort na de ingevinge van dese verklaring is de bootsman Pieter Pieterse agterop gekomen en aan de capteijn geklaagt over d’stuurman dat wanneer hij sijn vloeken, tieren niet na en liet en geen ordentelijk commando en voerde dat sij daar geen commando van hem wilde verdragen, hetwelk de capteijn hem heeft gesegt, dog hij daar niet na luijsterende, heeft hij den bootsman wederom agterop geweest en gesegt dat het volk na hem niet meer soude luijstere, soo heeft hem de capteijn sijn commando benome en heeft selfs de wagt waargenome.

In die teijdt was hij ook siek en gaf voor dat hij blindt was, ’twelk veroorsaakt is door sijn al te sterk boeleeren en hoereeren, daar hij sijn lighaamskragte door verloor, ook konde de capteijn hem geen wagt betrouwe want hij altijt sliep op sijn wagt soowel bij daag als bij nagt, ’twelk daarbij is gebleven totdat wij den 9 september 1765 binnen Rio Suriname aan Paramaribo d’capteijn siek haan landt ging, heeft de capteijn de commando overgegeven aan de onderstuurman Martinus Cusee, welk de commando heeft gevoert tot den 12 november 1765 dat de capteijn weder aan boort quam.

Wij ondergeschreve offecieren en matroosen, bescheijden op het Commercie Compagnies fregatschip Haast U Langsaam, verklare eenpariglijk dese voorgaande negen artikelen waar en waaragtig te sijn, presenteeren ons ter verantwoordinge om met eede, is ’t noodt, te bevestige.

Actum in het Commercie Compagnies fregatschip Haast U Langsaam den 13 november 1765, zeijlende op noorderbreedte 30 graden 6 minuten lengte 329 graden 13 minuten.

Onderstuurman Maartijn Cusee
Derdewaak Cornelis van Kakom
Petrus Couperus
Pieter Pietersen
Jacob Vermeij
Piter van Hauten
Opperkuijper Christian Pluss, W.W., kok
Onderstuurman Teunis Teunis, Abraham Heron
Matroosen Adriaan de Visser
David Goedendorp
X Dit is het handtijken van Coenraet Meijer
X Dit is het handtijken van Willen Carel
Willem Gessen
Corneles Ulbes
X Dit is het handtijken van Jan Cool
Peieter Reinhardt
Willem van Huijsden
Willem Cuningham
Benjamin Jardis Mammen
Adriaan van Simmeren
X Dit is het handtijken van Jan Ceet
Jan Godlieb Stroock