In tegenstelling tot andere compagnieën kocht de Middelburgse Commercie Compagnie geen tot slaaf gemaakte Afrikanen op contract. Dat wil zeggen dat er van te voren geen prijsafspraken met handelaren aan de kust werden gemaakt voor een afname van een bepaald aantal mensen tegen vastgestelde prijzen. De handel van de MCC was gebaseerd op gelegenheid. Zij probeerde zo goedkoop mogelijk tot slaaf gemaakte Afrikanen te kopen. De aankoop in dure plaatsen zoals Elmina aan de Goudkust werd zoveel mogelijk beperkt.
De kapitein van het schip de Eenigheid had bij vertrek uit Middelburg drie sets met opdrachten ontvangen, bestaande uit de instructie, de particuliere instructie en de nadere particuliere instructie. Deze bevatten expliciete informatie over de handel en de bestemmingen aan de kust van Afrika. Samengevat diende de Eenigheid eerst naar de Bovenkust te zeilen, daarna naar de Ivoorkust en vervolgens de Goudkust. Kapitein Jan Menkenveld volgde de orders nauwgezet op.
De kusten van Guinee
Met Guinea of Guinee werden de kusten aangeduid van het huidige Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust en Ghana in West-Afrika. De verschillende kuststreken stonden bekend als Bovenkust, Greinkust of Peperkust, Ivoorkust of Tandkust, Goudkust, Slavenkust. Dit deel van Afrika grenst aan de Golf van Guinee in de Atlantische Oceaan.
Tot de Bovenkust behoorden het huidige Sierra Leone en Liberia. De Greinkust was een deel van de Bovenkust, en kwam ongeveer overeen met Liberia. Een andere naam voor Greinkust is Peperkust. Grein betekende ‘korrel’, maar bedoeld werden de korrels van de peperplant ‘Afromomum melegueta’. De Eenigheid deed hier de kust aan tussen Robertsport (Caap Monte) en Harper (Caap Palmas) in Liberia.
De Ivoorkust kwam na de Greinkust en begon ten oosten van Harper in Liberia en liep door tot omstreeks Beyin (Caap Appolonia) of Cape Three Points in Ghana. De Ivoorkust werd ook Tandkust genoemd, naar de handel in tanden van olifanten en andere wilde dieren.
Volgens de instructie van de directeuren diende de Eenigheid deze kust af te zakken tot aan Grand-Lahou (Caap Lahoe) in het huidige Ivoorkust.
De Goudkust werd in het westen begrensd door de Ivoorkust en in het oosten door de Slavenkust. De Nederlandse West-Indische Compagnie (WIC) bezat verschillende forten aan deze kust, waarvan het bekendste wellicht het fort of kasteel van Elmina was (nu Ghana). De Eenigheid kreeg de opdracht te varen tot Cape Three Points (voorbij Axim, ook in Ghana) en zoveel verder als voor de reis nodig was.
Prijs – Geslacht – Leeftijd
Per handelsgebied verschilde de vraag naar ruilgoederen en het aanbod van tot slaaf gemaakte Afrikanen. Over het algemeen was de Bovenkust (het gebied vergelijkbaar met Liberia in geval van de Eenigheid) goedkoper dan de Goudkust (Ghana). Verder waren mannen duurder dan vrouwen en jongens duurder dan meisjes. De leeftijdsgrens tussen een volwassene en een jongen of meisje lag ongeveer rond het 17e jaar, terwijl die tussen kleine kinderen, die aan boord bij de moeder bleven, en tussen een jongen of meisje rond het 13e jaar lag.
Handelen met de boot
Het schip de Eenigheid was uitgerust met twee vaartuigen, een boot en een sloep. De boot had een mast met twee zeilen en had zelfs een kookketel. Een deel van de bemanning kon met de boot zelfstandig meerdere dagen uit handelen gaan. Soms werd dus gelijktijdig vanaf beide handel gedreven. Dat gebeurde bijvoorbeeld in januari 1762:
Onder leiding van derdewaak Adriaan de Puijt vertrok de boot 9 januari 1762 om met handelsgoederen de kust af te zakken naar Settra Kru, terwijl het schip bij Cess River bleef liggen. Een week later, 17 januari 1762, bereikte de Eenigheid Settra Kru, en ’s avonds om 20.00 uur keerde De Puijt met zijn mannen terug naar het schip. Zij brachten 3 slaafgemaakten mee: een vrouw, een jongen en een meisje. Vanaf de Eenigheid waren er die ochtend al 5 mensen gekocht en aan boord gebracht, onder andere een vrouw met een klein kindje. Enkele dagen later werd de boot er weer op uitgestuurd.
Goud en ivoor
Behalve mensen werden ivoor en goud gekocht. Toch waren beide laatste zaken lang niet zo belangrijk als de tot slaaf gemaakte Afrikanen. Ivoor kwam zelfs niet voor in de instructies die de directeuren van de MCC aan de kapitein van de Eenigheid. Het voorschrift over goud betrof alleen de wijze van transport en er valt uit de bewoordingen op te maken dat de inkoop geen prioriteit had:
“Indien het quam te gebeuren, dat gij op de reijs eenig goud kwam te negotieeren, soo sult gij in het nahuijsvaaren wel sorgdragen, dat het in een sufficant kisje of vaatje word gedaan en op hetselve een boeij en reep steeken, opdat bij onverhoopt ongeluk hetzelve souden konnen gesalveert en gevist worden.”
Ivoor kon in verschillende vormen worden gekocht. De grootste objecten van ivoor waren de slagtanden van een volwassen olifant. Deze werden in het logboek en handelsboek aangeduid met ‘tanden’. Stukken van grote olifantstanden, kleine olifantstanden of tanden van andere dieren werden aangeduid met ‘crevellen’.
Rijst en water
De directeuren van de MCC gaven in de instructie ook richtlijnen voor de voedselvoorziening aan boord. De kapitein kreeg de opdracht na het bereiken van Caap Monte rijst in te kopen, als voedsel voor zowel de bemanning als de slaafgemaakten, om het verblijf en dus de handel aan de kust mogelijk te maken. Behalve rijst werd er ook water ingeslagen. Rijst en water werden zowel met de boot vanaf de kust naar het schip gebracht als door de lokale bevolking vanuit kano’s te koop aangeboden.