Over dit project

Jan Menkenveld

 

Vergaderinge

Ordinaire vergaderinge op dingsdag den 18 maart 1766

[margetekst:]
Presente leden: d’heer Schorer (president), Van Berlekom, Macquet, Blonkebijle, Lantsheer, Van Huyen
Geresumeert de notulen van de laaste vergaderinge en copia van d’afgesondene briev en beide g’approbeert. (…)

pag. 210

[margetekst:]

Capiteyn J. Menkenveld, binnenstaande, doet provisioneel rapport van zyn gedane reijs en had niets tot beswaar van zijn officieren en scheepsvolk in te brengen als alleenig een verklaring tegen den opperstuurman C. van Kerkhoven wegen syn slegte en quaade conduite geduerende de reijs.

De directeuren ter kennis zynde gekomen dat capteijn Minkenveld tegen zyn accoord en instructie zig niet had ontsien om diverse cargazoenen mede te nemen en dus dese Compagnie in ’t navigeren groot nadeel toegebragt, soo is geresolveert en aan hem Minkenveld gelast dat hy binnen een bepaalde tyd aan dese Compagnie sou hebben te besorgen ’t goud en soodanige goederen en coopmanschappen met de gedane winst als hy buyten wete van dese vergaderinge heeft medegenomen en ontscheept oftewel de waarde van deselve en dat hy sig sou hebben in staat te stellen om te antwoorden op alle sulke poincten en beswaren als tegen hem wegens zyn wangedrag en kwaade directie zoude worden ingebragt.

Jan Menkenveld, capteijn op ’t schip Haast U Langsaam, den 12 deser op ’t Vlacque en den 13 dito alhier buyten ’t Slikpoortje Godloff van Suriname en nu laast van Falmouth g’arriveert zynde, heeft binnen gestaan en een provisioneel rapport gedaan van syn gedaane reijse, negotie en ’t passerende op de reijs en ten respecte van sijn onderofficieren, had deswegens niets tot hun beswaar en kwaade conduite in te brengen, gelijk ook niet van de matroosen, alleen behalven den opperstuurman Cornelis van Kerkhoven van Vlissingen, tot wiens laste [hy] een verklaaringe van sijn slegte en quaade conduite heeft overgelevert.

Naardien de heeren directeuren ter ooren is gekomen dat capteijn Jan Menkenveld sig grootlijx hadde misgaan met tegen zijn gemaakt accoort en instructie veele goederen voor sijn rekening mede te nemen en daarmede op de kust te negotieeren en bij zijn thuijskomst buijten kennis en sonder permissie der directeuren te ontschepen; daarenboven (geduurende de reijs) sig aan zoodanig een wangedrag (zoowel binnen scheepsboord als aan de wal) schuldig makende, dat hetzelve tot groot nadeel van zijne gedaane reis strekt, ’twelk alles door dese vergadering niet kan of mag ongestraft, veel min ongemerkt voorbijgegaan worden, zoo is door den heer president uijt naam deser vergadering aan capitain Menkenveld alle de bovengemelde zaken breedvoerig onder het oog gebragt en hem deswegens ondervraagt; op alle welke bezwaarnissen hij Menkenveld geen voldoende antwoord konnende geven maar integendeel bekennen moest aan de 3e ton in den Deurloo goederen te hebben afgescheept, is door deze vergadering geresolveert en door den heer president aan capitein Menkenveld aangesegt:

Eerstelijk dat hij tegens aanstaande donderdag den 20 deser aan dese kamer zal hebben te versorgen het goud en alle zoodanige goederen en coopmanschappen met de winsten daarop gevallen als hij buijten kennis en sonder permissie van dese vergaderinge tegens zijn gemaakt contract en aan hem medegegeven instructie heeft medegenomen en ontscheept, oftewel de waarde van deselve;

ten anderen dat hij zig zouden hebben in staad te stellen om te antwoorden op en, is ’t mogelijk, sig te verantwoorden tegens alle zoodanige beswaaren als wegens zijn wangedrag en quade directie zoude worden ingebragt.

pag. 211

Extraordinaire vergaderinge op donderdag den 20 maart 1766

[margetekst:]

Presente leden: de heer Schorer (president), Van Berlekom, Macquet, Blonkebijle, Lantsheer, Van Huyen

Capteijn Menkenveld binnen geroepen en gevraagt om aan die ordres in vorige vergadering aan hem gegeven had voldaan; waarop hij antwoordde van neen, maar 8 dagen uitstel versogt, ’tgeen hem is afgeslagen.

Ingevolge de resolutie in de voorgaande ordinaire vergaderinge genomen is dese nu belegt om te sien en te hooren of capteijn Menkenveld aan die ordre van de voorgaande vergadering had voldaan, waarom hij capteijn dan geroepen zijnde, is hem afgevraagt of ’t ontscheepte goed nu hier aan de kamer was gebragt en iets ter zijner ontschuldiging ter tafel had over te geven, op alles ’twelk hij neen mogt antwoorden, herhalende en doende genoegsaam zijn vorige verdediging ter zijner laste gebragte poincten en versoekende om agt dagen uitstel om daarop nader gehoort te werden en sijn gedagten te laaten gaan om sijn verandwoordinge te doen, ’twelk hem is afgeslagen, maar daartoe tijd vergunt tot de volgende vergaderinge van dingsdag aanstaande.

Ordinaire vergaderinge op dingsdag den 25 maart 1766

[margetekst]:

Presente leden: d’ heer Schorer (president), Van Berlekom, Macquet, Blonkebijle, Lantsheer, Van Huyen

Capiteyn Menkenveld tot nu toe uijtsel versogt en verkregen te hebben om sigselven te verantwoorden, gevraagt zijnde of nu aan die gesegde ordres zou voldoen, waarop [hy] geantwoord heeft van aan die ordres niet te connen voldoen.

De notulen van de voorige ordinaire en extraordinaire vergaderinge en copia van d’afgegaane brieven geresumeert en g’approbeert.
Ingecomene en gelesene briev Dibbetz en Schorer Amsterdam dato 18 en 21 deser.
Capteijn Jan Menkenveld, in de vorige extraordinaire vergaderinge van den 20 deser tot heden uijtstel versogt hebbende en sulks aan hem toegestaan zijnde om daar nader verantwoordinge te doen van zijn reijs en negotie en aan deze kamer en ter tafel over te brengen de bij hem tegens zijn instructie en buijten consent der directeuren ontscheepte goederen, is daarop binnengeroepen en door den president gevraagd of nu aan die ordres zoude voldoen, zoo antwoorde hij zulk genoegsaam met zijn voorige verdediging en zeide aan die ordre niet te connen voldoen.

Extraordinaire vergaderinge op vrijdag den 28 maart 1766

[margetekst:]

Presente leden: d’heer Lantsheer, bij absentie van d’heer Schorer president, Van Berlekom, Macquet, Blonkebijle, Van Huyen ’s

Voormiddags ten halv 11 uuren
Deze extraordinaire vergaderinge is expres belegt om daarin op eenige geconcipieerde vraagpoincten gehoort te werden de nevensgenoemde persoonen thuijsgecomen met het schip Haast U Langzaam.

[pag. 212]

[margetekst:]

M. Luse, onderstuurman; J. Lakom, derdewaak; P. Couperus, oppermeester; P. Pietersen, bootsman; A. de Visser, matroos en die den capiteijn gebruijkt heeft voor zijn scribent.

Capitein Jan Menkenveld wegens het voorgevallene op die reijs zoo in ’t doen der negotie als ’t gepasseerde binnen scheepsboord onder de onder- en opperofficieren en verder scheepsvolk, waartoe d’in margine gestelde persoonen ook expres zijn geconvoceert en hebben in dese vergaderinge ider apart binnen gestaan en na hun beste kennis en wetenschap daar op g’antwoord hebbende, daartoe gevaceert tot  ’s middags om halv 2 uuren en wederom des namiddags van 3 tot ’s avonds bij 9 uuren.

(…)

Ordinaire vergaderinge op dingsdag den 8 april 1766

[margetekst:]

Presente Leden: d’heer Lantsheer president;  Van Berlekom, Macquet, Blonkebijle, Reijnders, Van Huijen

Geresumeert de notulen van de voorige ordinaire en extraordinaire vergaderinge benevens copia van d’afgesondene brieven g’approbeert.
Ingecomene en gelesene briev
(…)

Is gelesen zeker concept-verclaringe te passeeren door de vijv persoonen in diverse qualiteijten gevaaren en thuijsgekomen met het schip Haast U Langzaam, capteijn Jan Menkenveld, geformeert uyt de vraagpoincten waarop deselve in d’extraordinaire vergaderinge van den 28 precedent zyn gehoort geworden, behelsende een breedvoerig verhaal en declaratoir van veele onbehoorlijke, dese Compagnie seer schadelijke en tegens duydelyke letter van de instructie en aanloopende handelingen en misdragingen en quade directie van den voornoemden capteijn Jan Menkenveld.

[pag. 213]

Ordinaire vergaderinge op dingsdag den 15 april 1766

[margetekst:]

Presente leden: d’heere Lantsheer, president, Van Berlekom, Macquet, Reijnders, Blonkebijle, van Huijen

(…)

[margetekst:]

Capteijn Menkenveld, binnen staande, heeft te kennen gegeven dat [hy] geheel buyten staat was om aan die ordres van den 18 maart te connen voldoen, deels omdat de meeste goederen by zyn arriveren uyt de handen waren gegaan om syn schuldenaren te voldoen, deels wegens de geledene schade op de verkogte en teruggebragte goederen.

Jan Menkenveld, voor capteijn thuijsgecomen met het schip Haast U Langsaam, is op zyn versoek binnengestaan, te kennen gevende dat hy volstrekt in het onvermogen gesteld was om te connen voldoen aan hetgeene hem door dese vergaderinge op den 18 maart laastleden (aldaar breeder vermeld) was opgelegt, naardien de meeste derselve goederen terstond na zyn arrivement reets uit zyn handen waren gegaan om syn schuldenaaren daarmede te betalen, ook buyten staat was door de groote schade die hy op veele van syn onverkogte en teruggebragte goederen geleden hadde de waarde van deselve op te brengen, waarop hem door den heer president opnieuw zyn wangedrag onder het oog gebragt zynde met verswarende

[pag. 214]

omstandigheden en alsmede wijl dese vergaderinge, gemeene goederen administrerende, soodanigen handel niet konden off vermogten te passeren zonder daarvoor vergoeding te vorderen.

[margetekst:]

Gemelde capteijn, overtuijgt zijnde van ’t een en ander, vermeinde sulks te connen vereffenen met ’t inhouden van syn maand- en slavegeld, waarop de directeuren seijde tot de gegeve ordres om reden bepaald te zyn en ook om verder geen gebruijk meer van zyn  persoon te maken.

Gemelde Menkenveld, nu overtuygt zynde zoo met opsigt tot het drijven van ongepermitteerde handel als wegens het niet naarcomen van verscheide articulen in syne instructie en vermeinde selfs het een en ander zoude connen vereffent werden met zyn tegoed hebbende gage en slavegeld in te houden. Waarop de directeuren niet duyster te kennen gaven dat onderscheidene zaken onderscheiden moesten behandelt worden en dus hiertoe niet alleen provisioneel bepaald waaren wegens zyne zorgeloose en slegte conduites, zoo binnen als buijten scheepsboort gehouden, maar teffens om verder van zijn persoon geen emplooy te maken in ’s Compagnies dienst.

[margetekst:]

Capteijn Menkenveld binnen staande versoekt commiseratie ontrent zyn persoon en mitigatie van soodanige actiën etc.

Waarop gemelde Minkenveld aan dese vergaderinge heefft versogt commiseratie ontrent zyn persoon te gebruijken en mitigatie van soodanige actiën en pretensies als deselve soude connen en mogen maken. Waarop dan andermaal deze zaak ter tafel in overweging is genomen en op alles serieuselijk gelet zynde, is ter voorkominge van costbare en langwijlige procedures met eenparigheid geconcludeert:

[margetekst:]

Waarop door de vergaderinge geconcludeert is:

  1. dat gemelde Menkenveld zou voldoen eenduysend £ Vaemls tot remdemtie van de aanhaling der medegenomen goederen en volgens placcaat van 30 april 1721 tegen ’t meenemen van cargazoengoederen
  2.  alle zyn verdiende maand-, slave- en recognitiegelden ten profyte van dese Compagnie in te houden
  3. geen gebruijk van zyn persoon meer te zullen maken.

Eerstelijk dat capteijn Jan Menkenveld aan dese Compagnie zal goeddoen en betalen eene somme van eenduijsent ponden Vlaems tot redemtie van de aanhaling en vervolging  van zoodanige goederen als hij voor eygen rekening of onder syn bestuur en directie voor rekening van andere, zoo te Vlissingen als van elders, buyten consent van dese vergaderinge in ’s Compagnies voorsz. schip heeft geladen en ter negotie medegenomen, contrarie zyn gemaakt contract en instructie, geschiedende dus dese vergoeding uit kragte van het placcaat by d’edele agtbare heeren burgermeesters, schepenen en raden deser stad g’emaneert tegens het medenemen van cargazoengoederen in dato 30 april 1721.

Ten tweeden dat wegens zyn zorgloose en slegte conduite, zoo binnen als buyten scheepsboord aanloopende tegen zyn instructie, ten profyte van dese Compagnie zal werden ingehouden alle soodanige penningen als zyn tegoed hebbende maand- en slavegelden en recognities zullen comen te bedragen. Ten derden dat dese Compagnie in ’t vervolg [geen] gebruyk meer sal maken van zyn persoon en dienst.

[pag 215] (?)

Extraordinaire vergaderinge op donderdag den 17 april 1766

[margetekst:]

Presente leden: d’heer Lantsheer, president,Van Berlekom, Blonkebijle, Macquet, Reijnders, Van Huijen (…)

[margetekst:]

Capteijn Menkenveld, binnen staande, segt wel genegen maar niet by cas te zyn om gemelde som op eenmaal te betalen, waarop de vergadering met gemelde capteijn zyn geconvenieert dat hy capteijn staande de vergadering en passerende voor de nota en getuijgen een obligatie ten behoeve van dese Compagnie met belofte van gemelde som wel en getrouwelijk te zullen voldoen in de bepaalde termijnen hiernevens in ’t copie gemeld.

Jan Menkenveld, voor dese vergadering geciteert zynde ter nakoming en voldoening aan de resolutie ten zynen laste in de voorige vergadering genomen, verklaart in de allerkragtigste termen daartoe wel bereijd, maar niet bij cas en dus buyten staat te zyn om die som ten eersten te betalen, ’twelk door dese vergadering in overweging genomen zynde en alle mogelijke faciliteijt en toegeventheid wel willende gebruyken, syn met gemelde Menkenveld geconvenieert met relatie tot het eerste poinct dat staande dese vergadering door hem, Menkenveld, een obligatie gepasseert en verleden zal worden ten behoeve van dese Compagnie voor de notaris Marinus Smytegeld en sekere getuijgen met belofte om de voorsz. somme van £ 1.000 Vlaems wel en getrouwelijk te zullen betalen aan welgemelde Compagnie of haare actie verkregen hebbende met ƒ 2.000.

[pag. 216]

op maandag den 21 deser, voorts met ƒ 2.000 op den 21 july en de laaste ƒ 2.000 op den 21 october deses jaars onder verbant van syn comparants persoon en goederen als na regten. En is de copie authenticq deser obligatie geseponeert onder de bewaaring van den opperboekhouder Kakelaar. En betreffende het 2 en 3 poinct conform het geresolveerde van 15 deser in zyn geheel gebleven, waarmede dese alleronaangenaamste zaken dusverre zyn ten eijnde gebragt.

Ordinaire vergaderinge op dingsdag den 22 april 1766

[margetekst:]

Presente leden: d’heer Lantsheer, president, Van Berlekom, Macquet, Blonkebijle, Reijnders, Van Huijen

(…)

Cornelis van Kerkhoven, voor opperstuurman thuijsgecome met het schip Haast U Langsaam, capteijn Jan Menkenveld, heeft binnengestaan en versogt om te mogen genieten syn thuijscomende maandgelden en slavegeld, waarover gedelibereert zynde is met eenparigheid geresolveert om redenen van syn slegte conduite en comportement op en geduurende zyn reijs, volgens deswegeris overlegde verklaringe gepasseerd binnen scheepsboord, dat beyde voor dese Compagnie in te houden in in ’t vervolg geen verder gebruijk van syn persoon te maken.

 

Nog geen deut gesien

Memorie over de brief van capiteijn Jan Menkenveld dato 25 junij 1773

Weledel Achtbaaren Heer, Mijn Here,

Bij deeses soo voor hoope ik Haer Ed. cinjooren volmaakten welstand aan te vinden. Ik wensche van herten dat UEd. lang mag met UEd. continuieren. Ik neeme de vrijheijd om Haer Ed. deese meesief toe te senden. Ik neeme Haer Ed. in mijn armen en bidde en smeeke Haer Ed. om mijn behulpzaam te zien.

Een meemoerij aan Haer Ed. te berigten weegens de reijse met het snauschip De Eenigheijt. De reijse hebbe ik gemaakt 1762 van mijn slaafen ƒ103.246  – stuijvers 1½ penning, nog aan olijphandstanden en creevel 3.933 en de vragt aan de suijker was ƒ 4.500, meedegebragt 50 cnassten toeback, daer is op gewonnen 500 gulden. Haer Ed. sal het soo allen op het cantoer vinden van de Commerce Compagnie vinden. Ik hebbe negenhondert gulden recunutie van de Compagnie ontfangen. Maer weegens de obligaetie van de heer Abram Wijs, venduemeester in de Berbicie, was debit aan de Compagnie 34.348 gulden 8 stuuvers. Van datselve hebbe ik nog geen deut gesien, alschoen dat hij hadde accordeert. Soo compt mijn hetjeenige toe sooals de pampieren van inhaudt van de Commerce Compagnie luijden van agt present van de suijver winst.

Haer Ed. Agtbaaren weet wat ik hebbe gewurmp[?] voor de Compagnie soowel in de negootie als aanders. Wat hebbe ik gedaan dat ik most boeten? Maer het was door de heer Reijnders en Blonkenbijl. Hadde ik een vals eed willen doen dan saude Blonkenbil mijn vriend zien gebleeven. Maer als ik de heer Reijnders hadde geholpen in zien prooces daarna worde hij mijn vieand, want sonder mijn of mijn mijn familje hadde hij ’t noijt gewonnen. Haer Ed. weet dat ik de obligaeten van de heer Blonkenbil teegen agtentwintig proesent hebbe op de taafel in de Caamer gelegt, maer daer worde gesegt dat ik sij moest borgen. Nu waarden heer, ik hebbe wel een verbod oovertreeden weegens de neegoetie, dat is soo, maar hebbe ik geweer of creut of drank ingevoerd? Hebbe ik olijphandstanden of slaaven in neegoesie? Ik hebbe mijn presend slaav aan de Compagnie gegeeven volgens het boek voor taggentig gulden. Ik hebbe de Commerce Compagnie 6 reijsen met voordeel gedient daar aander scheepen 14 à 18 tot twintigduijsend gulden verlis hadden.

Mijn laaste reijs met Hast U Langsaam was van de slaaven gemaakt neegenentaggentigduijsend gulden. Het schip cost in zee sesenneegentigduijsent. Ik weet wel bij arrijvijment dat daar nog moeste zirka 14.000 betaald worden, dog mijn sesduysent gulden hebben daar ook aan geholpen. Maer vraage: Was het nieuw schip geen geld waart? Capiteijn Sackalijn [Chatelain] heeft voor zien eerste reijs met Haest U Langsaam agtentaggentigduijsent gulden. Daer worde geroep dat hij een goede reijse hadde gemaekt. Nu Eerwaarden Heer, klaagen can mijn niet helpen, maer hadde ik willen steelen van de Compagnie, ik soude dan geen coffeehuijs moeten houden. Waarden Heer, mijn gemoet is vol als ik allens ooverdenk Haer Ed. heeren Dierecteuren hebben de schonken van stuurluijden en meester geen dienst willen meer geeven. Wat con het mijn baaten? Ik was mijn geld los.

Ik versoeke oodmoedelijk aan Haer Ed. omdat ik op zoo een aard aan UEd. schrijff. Ik bin voor ses weeken aan Haer Ed. huijs gewest, maer Haer Ed. was onpaslijk.

Weledele agtbaaren, ik recommandeere mijn in Haer Ed. gonst Haer Ed. allens toewensch te hebben, soo befeele ik Haer Ed. onder Goedes hand.

Weledel Agtbaaren Heer, Mijnheer, Haer Edele dienst dienaer, [get] Jan Menkenveld

Bergen op den Zoom, den 25 junij 1773


Zeeuws Archief, Archief van de MCC, inv.nr. 21; inv.nr. 509
Transcriptie gemaakt door Paleografie in Zeeland (PaiZ)
Middelburg, 2013