Den 20 dito klaagde mij Alonso Madroc, geboortig van Cadiz, over pijn in al zijn leden, was koortsagtig, bevond dat hij een gehele verstijving over sijn lighaam had, ordonneerde ’t mixtura sudorificans (voorsch. 2), verders nadien er koorts bij was, voornamentlijk om den ander dag, gaf hem daarvoor ’t pulvis antefebrilis (voors. 1), kookte hem verders ’t aposema (voorsch. 7), na ’twelke hij nog enige dagen ’t tinctura stomachalis gebruikte en dede den 9 november sijn dienst.
Dese persoon was enige dagen voor ons vertrek uit
DemeraraGuyanaDimmerarij weggelopen en sig in ’t bosch soekgemaakt, daar niets vindende om van te leven, na verloop van 12 dagen wederom is gekoomen, uitgeteert en er uitziende als een lazarus, hebbende in al dien tijt geen eeten gehadt, kreeg twee swaare accidenten aan elke been een met swaare putrefactie verselt, somtijdts met
gangreen: koudvuurgangrena, ’tgeen met
zalfpleister tegen gangreen; bij koudvuurcataplasma contra gangrenam met ’t
gemengde zonnebloemzalfunguentum mixtum de plumasole met
kamferspiritusspiritus camphoratus natgemaakt en mijn uitterste devoir voor de persoon aanwendende om was ’t mogelijk te genesen.
Close