Close

Vertrek uit West-Afrika

Brief kapitein

In ’t Commercie Compagnie snaauwschip D’Eenigheijd

desen 2 meij 1762 ter rheede Elmina CastleGhanad’Elmina

Weledele achtbaere heeren dierecteuren van de Commercie Compagnie

Mijn heeren,

Mijn laaste aan uedele achtbaere was gedateerd den eersten januarie 1762, volgens inleggende copie ter rheede BuchananLiberiaGroot Basa met inhebbende elf slaven alwaar wij den 3 dito ben vertrokken en langst de cust genegotieerd.

So sijn wij den 9 februarie aan Grand LahouCôte d'IvoireCaap Lahoe ten anker gekomen met eenhondert slaaven, vonden hier leggen het snaauwschip De Jacoba Maria, gecommandeert door den captain David Soloni van Vlissingen die den 11 dito na beneden vertrok.

Den 20 dito quam bij ons ten anker het Een driemaster en een snelle zeiler, in vredestijd gebruikt voor
surveillance en beveiliging van koopvaarders tegen piraten
fregatschip
De Guineese Vrinden, capteijn A. Meijer. Den 22 dito vertrokken wij van hier met 272 slaven, hebbe gemelde captain Meijer aldaar in een goeden welstand gelaten.

Den 5en maart quamen wij ten anker met 274 slaven op de rheede GhanaAxim, alwaar wij den 21 dito vertrokken met 288 slaven en langst de cantoren genegotieerd te hebben.

So sijn wij den 12 april met 305 slaven geankerd ter rheede d’Elmina, namen hier water en brandhout in en zetten watervaten in elkaarsloegen schooven op.

Vonden hier ook leggen het fregatschip De Publicola, gecommandeert door den captain Jacob van Bel van Rotterdam, die alhier om slaven gedestineerd was. Ook kwam hier het snaauwschip De Jacoba Maria, captain David Soloni van Vlissingen, welke beijde mede zeijlreede waren. Hier was ook tijding van captain Den Hollander, Casteleijn, en captain Hermans dat die aan de bovencust waren.

Na de alwijse en de wonderbaere schikkinge des Alderhoogsten onder afbiddinge en inwagtinge van Sijne dierbaere zegeningen, sijn wij op dato vertrokken na de cust van America met 319 coppen levendige slaven, hebbe 7 doode slaven, hetwelk ten getalle is van 326 ingenegotieerde slaven en de ingenegotieerde olijphandtstanden sijn 3.611 lb. en 322 lb. stukken van olifantstanden of kleine tandencrevellen, samen 3.933 lb.

Hebbe ook nog eenige cargasoengoederen overig doordien de negotie alhier dodelijk is door alle de Engelsche goederen en ook den oorlog die de negers met malkanderen alhier te lande hebben, sodat er weijnig goud diep uijt het land kan komen.

Hoope uedele achtbaere bij mijn arrivement in de West-Indiesch (dat God geve) de verder omstandigheden van mijne reijs bekendmaken, benevens een rekening-courand van de carga toe te senden, dog wat plaats ik aandoen sal is mij nog onbekendt.

Verder weet ik uedele achtbaere niets meer te melden als sedert mijn vertrek uijt het vaderland tot heeden hebbe in alles drie dooden van mijn scheeps- volck soals uedele achtbaere hierinne suld bevinden, als Roelof Sieverts, geboortig tot Breeswijk in Noordwegen, overleden den 24 december 1761 ter rheede Groot Basa, en den bootsmansmaat Hans Cramer van Coppenhage, die den eersten januarie 1762 des ’s nachts is overboord gevallen en verdronken, en den 22 februarie 1762 met de boot de tijding bekomen, dewelke uijt negotieeren was geweest, alsdat den matroos Maarten Cappel, in deselve sijnde, geboortig van Vlissingen, is verdronken.

Voor het overige ben, God sij gedankt, benevens mijn officieren en scheepsvolk nog alle in een goede welstand, soals ik wensch dese uedele achtbaere en famillie mag aantreffen.

Waarmede blijve na minsame groetenisse en na uedele achtbaere en famillie onder Godes heilige protexcie bevolen te hebben, so betuijge te sijn

weledele achtbaere heeren dierecteuren

mijn heeren

uedele dienstwillige dienaar

Jan Menkenveld