Close

Aangekomen in Plymouth

Brief kapitein

In ’t Commercie Compagnies snaauwschip D’Eenigheid, captain Jan Menkenveld, leggende te PlymouthEngelandPleijmouth den 18 februarij 1763

Weledele achtbaere heeren directeuren van de Commercie Compagnie

Mijne heeren,

Mijn laaste aan uweledele achtbaere was gedateerd den 24 november 1762 uijt Essequibo RiverGuyanaRio Essequebo per captain Jan Baak. Wil hoope uweledele achtbaere deselve suld ontfangen hebben, so diend dese tot bekendmaking van het arrivement van captain R. Robberts en captain C. Different, welke beijde van Middelburgh agt à thien dagen voor mijn retour uijt Demerara RiverGuyanaRio Demmerarij in Essequebo behouden sijn aangekomen.

Wij sijn den 18 december 1762 in zee gelopen, passeerden den 26 dito het eijland Barbados en den 31 dito, sijnde op de NB van 17°3′ langte 316°42′, preijden aldaer het snauwschip De Princes Carolina, gevoerd door den captain Claas Carsten Kuijper, komende van BordeauxFrankrijkBourdaux en gedestineerd na Sint Eustatius.

Den 30 januari laastleden op de NB van 43°38′ langte 349°8′ hadden een sware storm, dewelke des ’s morgens met aanbreken van den dageraat begon uijt den ZZO à OtN en hand voor hand begon aan te nemen, sodat wij onse luijken schalkte. Hadden een geruijmen tijd voor het grootstagzeijl bijgelegen met hooge zee en in de platvoetwagt is er een van onse drie-lb-stukken canon van de zee die geweldig overquamen uijt het rampaart geslagen en overboordt geraakt. Kregen veel water in het ruijm bij de pompen, sodat wij den heelen nagt met de twee pompen hebben moeten pompen. Resolveerden om voor de wind te lensen, maar konden het schip niet voor de wind krijgen, wat moeijte wij aanwenden, was alles tevergeefs, mogte het grootstagzeijl neerhaalen en laten het schip zonder enig zeilvoor top en takel leggen en op Gods genade drijven met een sware storm uijt ’t NNW à NW. ’s Morgens hadden doe een afnemende coelte dog somtijds sware buijen van regen, wind, hagel, sneeuw en sterke weerligt.

Hebbende ook geduurende de tehuijsreijzen sedert dat wij het eijlandt Barbados gepasseert sijn geen stilte, maar althoos sware winden gehad, sodat wij meest voor onderzeijl en met twee reven in de marzeijlen hebben geseijld, totdat wij eijndelijk door Godes zeegen den 13 februari in het Het KanaalZeestraat tussen Groot-Brittannië en FrankrijkCanaal quamen,

so diend dese verder om uwedele achtbaere bekend te maken mijn behouden arrivement (met uwedele achtbaere bodem) alhier in de haven van PlymouthEngelandPlijmouth. De reden waarvan wij alhier binnen gelopen sijn, is dat wij in den nagt tusschen den 14 en 15 februari laastleden, nadat wij verscheide malen voor de onderzeijlen over en weer hadden gewend, op lager wal geraakte, kennende nog over de eene nog over de andere boeg van de wal afleggen. Door schraale wind en swaren storm dreven sterk na de wal. Met aanbreken van den dag bevonden ons tusschen Plijmouth en den vuurthooren van den Eddystonebij de rede van Plymouth Meeuwensteen, resolveerden met mijn officieren het nodig was de eerste haven voor de beste nemen om behouden te sijn, terwijl het al storm was die aan de lugt te sien was.

Ook sijn met ons alhier 7 Engelsche scheepen binnengeseijld. Wij deden vier schooten om een loots, dewelke mij alhier in de Oostcoffer heeft gebragt. Vinden hier ook leggen het fregatschip De Spion, captain J. Jonker, laastkomende van St. Eustatius en gedestineerd na Rotterdam. Hier legt ook captain Coenraad de Wolff, soals ik verneem is die man ongelukkig met sijn siek volk en heeft een langte tehuijsreijs tot hier gehad.

Hoope onder inwagting van des Heeren dierbaeren zegen binnen 8 à 10 dagen mijn reijs te vervorderen om met de volle maan tehuijs te wesen.

Wil hooope uwedele achtbaere benevens uwedele achtbaere familje een volmaakte welstand mag genieten, als waarin ik mij benevens mijn officieren en volk bevinde, hetgeene mij althoos aangenaam sal sijn te vernemen.

Hiermede sluijtende, hebbe d’eer uwedele achtbaere en uweledele achtbaere familjen minsaam te groeten en onder Godes heilige protexcie bevelen.

weledele achtbaere heeren,

mijn heeren,

uwedele achtbaere dienstwillige, onderdanige en gehoorsame dienaar

Jan Menkenveld

P.S. Mijn heeren, hier komen dagelijks veel Engelsche scheepen binnen met tijding dat al 2 Engelsche scheepen gebleven sijn, ook is hedenmorgen 2 scheepen binnengekomen waaronder een snaauw is, welke toebehoorende den heer Durings [te] Middelburg welke haar groote masten verlooren hebbe.

 

Aan de weledele achtbaere heeren mijn heeren d’heeren directeuren van de Commercie Compagnie der stadt Middelburgh in Zeeland

Per adresse van [***] Herman en John Berens, Londen den 22 februarii 1763