Den 1 dito klaagde mij Jacobus Duinkerken, mattroos van Middelburg, over buikloop, bevond een disenteria te hebben, tragte ’t lighaam te suiveren door een braakwortelfometijf pulvis hijpocacuana ℈ II, gaf hem daarop een sagte laxans (voorsch. 20), ordonneerde vervolgens om de buikloop te stillen (voorsch. 21) waarvan hem ’s morgens en ’s avonts van ʒ I tot ʒ II ingaf, waardoor ’t scheen gewonnen te hebben, maar een Vandaag: 3 mei 1762dag of twee naderhand klaagde wederom over sterker afgang, dog konde weinig of geen bloed bespeure maar was meest slijm, waarop hem wederom ’t voornoemde laxeermiddellaxans ingaf (voorsch. 20) doen ’t navolgende bolus (voorschr. 22) .
Voorschrift 20
R/ Misce fac pulvis [meng en maak een poeder].
- Radix rhei tosti [wortel van gebrande rabarber]: ℈ II
- Nuces moscatae [nootmuskaat, bij dysenterie]: ℈ ß
- ℈ scrupel = 20 grein, dus ongeveer 1,3 g
- ß = ½ van de gegeven hoeveelheid
- ʒ drachme = 3 scrupel, dus ongeveer 4 g
Voorschrift 22
R/ Misce fac bolus [meng en maak een vettige substantie], in disenteria [in geval van dysenterie]
- Theriac Venetianus [Venetiaans wondermiddel]: ʒ I ß
- Oculi cancri [kreeftsogen, concrementen uit de maag van rivierkreeften]
- Sanguis draconis [drakenbloed, rode hars van vermoedelijk wordt hiermee de drakenbloedboom bedoelddoemonorops propinquus]: ℈ ß
- Laudanum opiatum [opiumdruppels, pijnstillend]: gr. II
- gr. = grein is ongeveer 65 mg
- ℈ scrupel = 20 grein, dus ongeveer 1,3 g
- ʒ drachme = 3 scrupel, dus ongeveer 4 g
- ß = ½ van de gegeven hoeveelheid