’s Morgens de windt WZW labber coelte, goedt weer, hadden met zonsopgank ’t fordt van ShamaGhanaChama NW½N van ons, zagen een Een zeilschip met drie of meer masten waarvan alle masten, behalve de achterste, vierkantgetuigd zijn. berck die na beneden zeijlden, voormiddag de windt tot ZW labber coelte, cregen 2 canoos water aan boordt, sloegen een schoof op, de timmerluij gingen aan landt om de sloep te repareren, Het met een soort hars bestrijken van de rondhouten van een schipharpuijsden de masten en de raas en blokwerk van ’t groot- en voortuijg, verstelden de binnencluijver, namiddag de windt ZW stijve coelte, ons tuijanker ging weer tot op 6½ 1 vaam = 6 voet (170 cm) vaam stickgrondt, hadden ’t fordt WNW van ons, voordts ’s nagts met het uijtgaan van de eerste wagt cregen een swaare travaat uijt het Z en ook uijt ’t NO tot ZO met een harde windt en regen en donder en weerligt waarmede dat ons tuijanker doordregden, lieten ’t stopanker vallen en bleven zoo leggen tot ’s morgens.