N. 31
Den 6 dito klaagde een mansslaaf over diarree afgang, bevond een dysenterie disenteria te zijn, gaf hem een fometijf, poeder van braakwortelpulvis hypocacuana ʒ I, verders de bolus (voorsch. 14).
Voorschrift 14: ’s daags driemaal in een disenteria, lienteria en alle soorten van quaataardige lopen nadat eerst ’t lighaam gesuivert is.
R/ Misce fac bolus [meng en maak een vettige substantie], de groote van een notemuscaat,
- Conserva rosarum rubrarum [rozenbottelconserve, tegen scheurbuik]: ℈ II
- Crocus martis adstringens [soort saffraan]
- Cornu cervi usti [gebrande hertshoorn]
- Sanguis draconis [drakenbloed, bloedstelpend]: ana ℈ ß
- Laudanum opiatum [opiumdruppels, pijnstillend]: gr: II
- Oleum menthae [muntolie]: gutta, mv. guttaedruppelguttae V
- gr. = grein is ongeveer 65 mg
- ℈ scrupel = 20 grein, dus ongeveer 1,3 g
- ʒ drachme = 3 scrupel, dus ongeveer 4 g
- āā en ān: en ānn = ana (Gr.) neem van elk evenveel
- ß = ½ van de gegeven hoeveelheid