’s Morgens de windt NO labber coelte, goedt weer, voormiddag buijen met stijve coelte ook doodtstil, met de middag ligten anker en gaan onder zeijl, zijnde na gissing begin van de vloedt, stuerden ZtW op den hoek aan, zagen doen dat het gat openquam, stuerden al op ’t gat aan, wij passeerden de diepte van 4 vaam tot 8 à 8½ en weer tot 10 voet, de windt NO meest stil, konden ’t schip niet houwen zoodat wij omtrendt beneden ’t gat quamen en met De lengte van de wachten werd aan de hand van zandlopers gemeten. Elke wacht bestond uit 8 glazen van een half uur, aangegeven doro een bel. ’t eerste glas in de platvoetwagt quamen raaken vast en lieten ’t anker vallen op 10 voet, hadden de oosthoek van ’t eijlandt op onse compassen ZtW van ons, zagen een schip bij de brandtwagt liggen, voordts ’s nagts buijege lugt tot ’s morgens.