Trajecten van de reis

Bemanning

Bij vertrek uit Guyana waren van de oorspronkelijke 37-koppige bemanning nog 29 opvarenden aan boord. Daarnaast was er een matroos bijgekomen: Jacobus van de Putte was 17 december 1762 opgestapt om voor de kost mee terug te varen. Hij had gediend op het schip de Spoorse Galei in Demerary, Guyana, maar dat schip was afgedankt.

Het aantal van 30 opvarenden, inclusief zieken, was groot genoeg om de Eenigheid terug te zeilen naar Zeeland. Ter vergelijking: tijdens de eerste twee reizen van de Eenigheid telde de bemanning slechts 18 koppen. Dat waren retourreizen; rechtstreeks vanuit Zeeland naar het Caraïbisch gebied en weer terug. Een groter aantal zeelieden was vooral nodig om de tot slaaf gemaakte Afrikanen aan boord te bewaken en onder controle te houden.

Veiling goederen gedeserteerde matroos

Een paar dagen na vertrek werden de goederen van matroos Anthonie Colombo geveild. De Spanjaard uit Malaga was 16 november 1762 gedeserteerd, samen met een andere Spaanse matroos, Alonso Madroes. Madroes was na enkele weken teruggekomen, meer dood dan levend, zijn lichaam overdekt met wonden en zweren. Hij verklaarde over Colombo niet meer dan dat hij zijn maat uit het oog had verloren.

Matroos Colombo had bij zijn heimelijke vertrek zijn beste goederen meegenomen. Het restant dat hij aan boord had achtergelaten, bracht bij de veiling op 21 december 1762 slechts 14 gulden op, omgerekend zo’n 132 euro in 2018.